Brouërius! gij hebt door kloek, door naarstig slooven,
‘Aaloude dingen, haast verlooren, weêr hersteld.
Geen werk viel u te zwaar. Gij kwaamt het al te boven,
En droegt in ’t letterperk u als een wakker held.
Gij weet een’ grooten schat van zaaken op te zoeken.
Van ouds, van nieus, van daar noch nooit om is gedacht.
Na honderd jaaren, zal ’t sieraad der woordenboeken
Getuigen van uw’ naam, en uw beroemd geslacht.
Dat niets uw’ lof verdoov’, die, met het puik der tongen
Het goed en ’t kwaad der Tong, doorluchtig hebt gezongen.
Philip Zweerts (1735), Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 67.