Op het Afbeeldzel van den heere Kornelis Boon van Engelant.
Wat Deftigheid! wat zwier! wat onbepaalt vermogen
Vertoond zich in den schets van Boon van Engelant!
Het vuur der Dichtkunst, dat uit de edele oogen brand,
Straalt als een heldre Baak de Dichtren in hunne oogen!
De Merwe, roem vry op zyn Maro, grootsch van stof,
De Vecht, de Vliet, de Schie, de Rotte, en ’t kielryk Ye,
Al schoolen van de kunst! op Helden die hun lof,
En naam vereeuwigden door edle Poëzye;
De gryze Maas, zo wel beroemd als deze fes,
Lauwriert de schrandre kruin van dezen Sofokles.
Jan de Marre (1737). Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 139.