Op het Afbeeldzel van den heere Johannes Haverkamp.
Dus trof Apelles Zoon, het werktuig van ’t verstant,
Dat ’t Lands geschichten maalt op een volmaakten trant;
Uitheemsche volken, in hun zege en ongelukken,
Uit ’s Waerelds donkere eeuw in onzen dag kan rukken;
Waar aan de dappre Zweed oneindig is verpligt,
Daar ’t zyne Koningen een eeuwige eerzuil sticht;
Terwyl ons Schouwtooneel dat oor en ziel kan treffen,
Zyn Dichttaffreelen tot den Hemel moet verheffen:
Wie is dat groot vernuft, door omtrek niet bepaalt?
’t Is Haverkamp, die hier in ’t koor der Dichtren praalt.
Jan de Marre (1737). Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 140.