Op de Afbeelding van mijnen vriend; den heere Dirk Smits;
Door Dionijs van Nymegen geschilderd.
’t Penseel van Dionijs wilde eer iets groots betrachten,
Des maalde ’t Smits, met all’ de trekken der Natuur:
’t Vernuft van mynen Vriend, grofzwanger van Gedachten,
Blinkt uit in de oogen by zijn hemelsch yvervuur:
De schoone Dichtkunst zag haar’ grooten Zoon geschilderd,
En riep, verwonderd, uit: “De Kunst ontfang haar’ loon!
Dees Dichter streelt en roert de zielen, hoe verwilderd;
De Schilder tart Natuur; men vlecht’ hun elk een kroon!”
Willem van der Pot (1734), Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 56.