Op de afbeelding der weledele jonkvrouwe Christina Leonora de Neufville,
Geschilderd door den Heer Verkolje.
Dit sierlyk Maagdebeeld, in ’t leven ruim zo schoon,
Stelt schrandre De Neufville ons op ’t panneel ten toon.
Wat luister moet aan ’t Pan Poëticum niet geven
Een Dichteres, begaafd met zo veel kunst en geest,
Datze oor en hert verrukt van die haar Dichtwerk leest,
’t Geen haren edlen Naam voor eeuwig zal doen leven?
Pieter Boddaert (1742), Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 219.