Zoo schrandre wijsheit, die getempert is met zeder
Die onberisplijk zijn, is d’ allergrootste schat,
Zijt gy, o Catharijn’, het alderdierbaarst’ vat,
Zoo wel in deugt, vernuft, als wel-gevormde leden.
Wat Maagt heeft, op Parnas, dien hogen trap betreden
Die vaak uw Zang godin, gelauweriert, betradt?
Wat kunst, wat wetenschap, wat wijsheit, ’t wijste blad
Ons leert, leert gy u zelfs, en geeft van reden reden.
Men ziet in u ’t vernuft van Pallas; uw gelaat
Vertoont de Majesteit van Juno; Venus staat,
Vol zoete aanminnigheit, in uw bekoorlijk wezen;
Dianaas kuisheit hoort elk uit uw’ wijze rêen.
Zoo Febus ’t negental vermeerdert met noch een,
Zult gy de tiende van de Sang-godinnen wezen.
Joan Dullaert (1669), `In het Stamboeck van de wijze en vernuftige Juffrouw Catharina Questiers.’ In: Clioos Cytter […].