Op het Afbeeldsel van den heere Balthazar Huydecoper.
Dus trof de Schilderkunst het levendig gezicht
Van Huydecoper, in zyn edelste ommetrekken,
De Fenix onzer eeuw, dat helderstraalend Licht,
Waar by het Dichterdom zyn feilen kan ontdekken:
Wat is de Schouwburg niet verschuldigt aan zyn vlyt?
Daar hy, gants Neêrland lokt, door twee paar Dichtjuweelen!
Wat onze Moederspraak, de onsterflykheid gewyd!
Toen hy die redde in haar ontelbre taalkrakeelen;
Maar wat onze Amstelstad, als zy dien dag beschouwt,
Dat zulk een groot vernuft haar op ’t papier herbouwt.
Jan de Marre (1737). Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 139.