MENU
Door Lieke van Deinsen

Sara Maria van der Wilp

Portret in polemiek

Dat een portret de reputatie van een auteur niet alleen kon maken maar ook kon breken, illustreert de opmerkelijke geschiedenis die zich voltrok rond portretten van de Amsterdamse dichteres Sara Maria van der Wilp (1716-1803). Nadat Van der Wilp zich jarenlang vooral had toegelegd op het schrijven van de gebruikelijke gelegenheidsdichten op verjaardagen, huwelijken, geboortes en overlijdens, besloot ze omstreeks 1772 dat het tijd was voor de publicatie van haar verzamelde gedichten. Conform de literaire mode van haar tijd, wilde ze haar lezers hoogstpersoonlijkverwelkomen met een auteursportret. Zodoende ging zij op zoek naar een geschikte kunstenaar. Haar oog viel op de respectabele miniatuurschilder Joseph Marinkelle (1732-1782). Het portret dat hij van haar schilderde, en dat vervolgens door Jacobus Houbraken (1698-1780) werd gegraveerd, leverde echter een stortvloed van kritiek op en gaf aanleiding tot een hoogoplopende ruzie tussen de schilder en de dichteres.

RP-P-OB-48.395
Proefdruk van het eerste portret. Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-48.395.

De sappige details van het dispuut werden door Marinkelle opgetekend in Oprecht verhaal, wegens het portraitteeren van mejuffrouw Sara Maria van der Wilp. In dit ruim twintig pagina’s tellende pamflet deed de schilder een wanhopige poging zijn reputatie te redden. Volgens Marinkelle had de dichteres hem gedwongen haar naar ‘antique smaak’ te portretteren: ‘blootshoofds, met een ongedekte boezem en een Papier in de hand.’ Ondanks zijn aandringen om toch ‘de gewoone moderne manier’ te verkiezen, hield de dichteres – verblind door eeuwigheidwaan en uit angst te snel “gedateerd” te zijn – voet bij stuk. Een laatste wanhopige poging om haar van gedachte te doen veranderen, werd beantwoord met een snibbige repliek: de dichteres drukte de schilder op het hart dat er ‘meer Portraiteurs als Marinkelle’ waren die de klus konden klaren. Hierop liet Marinkelle, naar eigen zeggen, de schouders hangen. Hij schilderde het portret zoals zijn cliënte het wenste. Eind goed, al goed. Of toch niet?

Niet lang na het verschijnen van de bundel werd Marinkelle bij de dichteres thuis ontboden waar hij werd overvallen door een scheldkanonnade. In onbedekte termen meldde Van der Wilp hem dat diverse tijdgenoten hun afkeer van het portret bij haar hadden uitgestort: ‘men zeide, dat zy wel een Viswyf geleek, een dragonder van een Wijf, […] een onbeschaamde Hoer, met Borsten als Koe-uiëren.’ Tot Marinkelles verbazing was er ondertussen opdracht gegeven voor het maken van een nieuw portret door zijn concurrent Daniël Bruyninx (1724-1787) en graveur Reinier Vinkeles (1741-1816). Zijn verbijstering was des te groter toen bleek dat de dichteres ditmaal zonder aarzeling of redetwisten het klassieke kleedje had verruild voor een modieuze japon. Het nieuwe portret was zodoende de gedaante waarvoor Marinkelle al die tijd had gepleit: ‘een veel zeediger gestalte, met een Muts en een gedekte boezem.’ Tot overmaat van ramp dwong de furieuze dichteres de schilder om een rectificatie te plaatsen in de plaatselijke courant. Schoorvoetend ging de gekrenkte schilder akkoord. Met de publicatie van zijn Oprecht verhaal probeerde hij alsnog zijn gram te halen.

RP-P-OB-62.955
Het tweede portret van Sara Maria van der Wilp. Rijksmuseum Amsterdam.

RP-P-OB-62.956

Van der Wilps toetreden tot het Panpoëticon ging een stuk geruislozer. Tijdens de jaarvergadering van 1774 berichtte de voorzitter van het Leidse genootschap Kunst wordt door arbeid verkregen, de toenmalige bezitters, dat Nicolaas Reyers het portret van de dichteres had voltooid. Het werd zonder bombarie bijgezet in het kabinet.

Verder lezen

I. Groeneweg (1987). ‘Kanttekeningen bij een 18de-eeuws Nederlands vrouwenportret in “Antique kleeding”’, Leids kunsthistorisch jaarboek 7: 415–436.

Terug naar de artikelen