In het derde boek van zijn Panpoëticon Batavûm erkent Lambert Bidloo niet iedereen te kunnen bezingen die door Van Halen is afgebeeld. Zo is bij de selectie Salomon van Til (1643-1713) gesneuveld. Inmiddels is ook zijn portretje spoorloos.
Toch was Van Til een belangwekkend man, zij het meer als predikant-theoloog dan als dichter. Hij schreef gelegenheidsgedichten, en ook een dichterlijke vertaling in het Nederlands van de psalmen (1693-1708). Jarenlang stond hij onder meer in Dordrecht op de kansel, en in 1702 werd hij als hoogleraar theologie benoemd in Leiden. Als theoloog bezat hij een grote talenkennis, onmisbaar voor de bijbelexegese. Hij genoot veel aanzien, ook over de landsgrenzen. Zeer tegen zijn zin raakte hij betrokken bij de roerige strijd tussen de relatief strenge voetianen en de ‘rekkelijker’ coccejanen, die in zijn dagen woedde binnen de orthodoxie van de Nederduits gereformeerde kerk.
Van Til was coccejaan, maar gold als een gematigd en vredelievend man, eerder geneigd tot verzoening dan tot polarisatie (Salems Vrede, 1678). Toch kon hij conflicten met de rechtzinniger voetianen, die hij niettemin – veelzeggend – consequent ‘broeders’ noemde, niet vermijden. Bovenal verweten zij hem zijn cartesiaans getinte exegese van bijbelteksten, waarin hij volgens hen de rede boven de openbaring stelde, en dus het groeiende ongeloof in de hand werkte. Van Til beweerde integendeel met zijn redelijke argumenten scepticisme en ‘atheïsme’ te bestrijden en zo juist de waarheid van de geopenbaarde godsdienst te bewijzen (Het Voor-hof, 1694). Zijn opponenten wist hij echter niet te overtuigen. En eigenlijk wel terecht: Van Til kan zeker gezien worden als een overgangsfiguur tussen de strijdbare orthodoxie van de zeventiende eeuw en het gematigd-verlichte klimaat van de achttiende.
Niet alleen kreeg Van Til kritiek op zijn theologische standpunten, ook zijn privéleven werd op de korrel genomen, althans door zijn tijdgenoot Jan van Hoogstraten (1662-1736), die persoonlijk een appeltje met hem te schillen had. In twee uitvoerige satires, De Coccejaanse Venus en De Bruiloft in Salomons Tempel (1698), haalde deze hem meedogenloos onderuit. Van Tils coccejaanse opvattingen en flirtations met het cartesianisme moesten het ontgelden, maar zeker ook zijn overhaaste tweede huwelijk met de veel jongere en niet onbesproken ‘hofpop’ Agatha van Molenschot, slechts drie maanden na het overlijden van zijn eerste vrouw, Maria van Tethrode. Het slachtoffer liet zich echter niet voortijdig kisten: hij negeerde de kwestie en werd niet belemmerd in een glansrijke carrière.
Verder lezen
Elly Groenenboom-Draai, 2012. ‘Een Dordtse doffer door een Haagse joffer geringd, Jan van Hoogstratens afrekening met professor Salomon van Til en zijn tweede echtgenote, Agatha Catharina van Molenschot.’ Jaarboek Geschiedkundige Vereniging Die Haghe 2012.
Elsina Groenenboom-Draai, 2013. Oog om oog. De karaktermoord van Jan van Hoogstraten op de Dordtse coccejaanse predikant-theoloog Salomon van Til. […] Twee satirische gedichten uit 1698.
Matthias Mangold, 2014. ‘Salomon van Til (1643–1713): His Appropriation of Cartesian Tenets in His Compendium of Natural Theology.’ Church History and Religious Culture 94.