MENU
Door Jasper van der Steen

Pieter Bor

Chroniqueur van de Nederlandse Opstand

Het leven van Pieter Bor (1559-1635) stond voor een groot deel in het teken van de Nederlandse Opstand. Hij was zeven jaar toen in 1566 de Beeldenstorm uitbrak en acht jaar toen de hertog van Alva – gezonden door Filips II om de beeldenstormers te straffen – in de Nederlanden arriveerde. De eerste schermutselingen van de Tachtigjarige oorlog (zoals de Opstand na afloop bekend kwam te staan) braken uit rond Bors tiende levensjaar. Hij is dus tijdens de oorlog opgegroeid. Al in zijn tienerjaren ontwikkelde Bor, een geboren Utrechter, een levendige belangstelling voor het verloop van het conflict. Vanwege deze interesse begon hij aan een ambitieus geschiedwerk over de Nederlandse Opstand: Den oorspronck, begin ende aenvanck der Nederlandtscher oorlogen. Dit werk verscheen vanaf 1595 in verschillende edities.

Bor genoot bijzondere ondersteuning van autoriteiten in de Republiek. Zo hielpen de Staten van Utrecht hem vanaf 1602 met zijn historisch onderzoek. In 1615 besloten ook de Staten van Holland om Bor te assisteren. Ze deden dit niet alleen door een jaargeld uit te keren maar ook door hem bijzondere toegang te verlenen tot overheidsdocumenten. Vooral dat laatste is wat Bors geschiedschrijving kenmerkt. Als een verwoed verzamelaar van documenten compileerde hij belangrijke bronnen en nam ze, vaak integraal, op in zijn werk. Dit kwam hem op kritiek te staan van latere historici, die vonden dat het Bor ontbrak aan analytische vaardigheden en dat hij te dicht bij de bronnen bleef. Toch schuilt juist hierin de grote waarde van Bors werk: veel van de originele documenten die hij kopieerde zijn namelijk inmiddels verloren gegaan.

In 1609 werd het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) gesloten. In de aanloop naar – en vooral tijdens – deze wapenstilstand met Spanje probeerden verschillende groepen om Nederlanders ervan te overtuigen dat de oorlog moest worden doorgezet. Ter ondersteuning van hun argument publiceerden geschiedschrijvers als Willem Baudartius (in 1610) en Johannes Gysius (in 1616) hun eigen geschiedenissen van de oorlog, waarin ze benadrukten dat Spanjaarden wreed waren en niet te vertrouwen. Bor staat bekend als een oprecht naar objectiviteit strevende geschiedschrijver, maar toch was ook hij niet wars van dergelijke, ook commercieel interessante, populariseringen. In 1617 bracht hij een verkorte en op rijm gestelde versie uit van zijn eerder gepubliceerde geschiedenis, ‘tot vermaeckinghe der Nederlantscher vrouwen ende jeucht, de welcke meestendeel het hooft ende sinnen ongeerne met veel leesens quellen, ende nochtans wel geerne van alles vvetenschap souden begeeren te hebben’. Dat boek werd voor zover bekend geen groot succes, maar Bors `echte’ geschiedenis is tot in de achttiende eeuw herdrukt en aangevuld.

Verder lezen

A.E.M. Janssen, 1981. ‘Pieter Bor Christiaenszoon (1559-1635), geschiedschrijver van “waerheyt ende onpartijschap”.’ In: P.A.M. Geurts en A.E.M. Janssen (red.),  Geschiedschrijving in Nederland. Studies over de historiografie van de Nieuwe Tijd, deel I.

Terug naar de artikelen