Hoe zou Otto van Veen (of Otho Vaenius) (1557-1629) gereageerd hebben als hij wist dat hij opgenomen was in het Panpoeticon Batavum? Hij zou misschien vooral verbaasd zijn geweest. Van Veen is namelijk een verrassende verschijning in deze literaire canon. Ten eerste was hij van huis uit schilder. De jonge Leidse burgemeesterszoon werd als tiener tot kunstschilder opgeleid door Isaac Claesz van Swaenenburgh. Later zou hij zelf de leermeester van Peter Paul Rubens worden. Veel van zijn schilderijen zijn nog altijd te zien in nationale en internationale musea. Daarnaast is Van Veen ook een buitenbeentje omdat hij als katholiek al vroeg uit Leiden vluchtte naar de zuidelijke Nederlanden. Het grootste deel van zijn werkzame leven bracht hij door in Antwerpen en in Brussel als hofschilder van Alexander Farnese, de latere Hertog van Parma, en de aartshertogen Albert en Isabella.
Maar toch prijkt hij niet zonder reden in het Panpoeticon Batavum: als maker van spectaculaire multimediale en meertalige embleemboeken is zijn invloed nauwelijks te overschatten. Drie van deze bundels zijn in het bijzonder belangrijk. Voor zijn Q. Horatii Flacci Emblemata (Antwerpen 1607) combineerde Van Veen (die publiceerde onder de gelatiniseerde naam Otho Vaenius) symbolische kopergravures met moraalfilosofische citaten uit het oeuvre van Horatius en andere klassieke auteurs. De neo-stoïsche lessen maakten de bundel tot een invloedrijk handboek voor de opvoeding van edelen en prinsen.
Met zijn Amorum Emblemata (Antwerpen 1608) sloot Vaenius aan op het nieuwe genre van de liefdesemblematiek, dat een paar jaar eerder met veel succes was geïntroduceerd door Daniel Heinsius. De chic uitgevoerde bundel, met fraaie kopergravures en bijschriften in verschillende talen, liet lezers op speelse manier het werkterrein van liefdesgod Cupido verkennen. Ongelukkige minnaars bleken niet met maar ook niet zonder de liefde te kunnen: hun liefde was levensvuur en strijd tegelijk. De vaak jonge en koopkrachtige lezers van dit soort kosmopolitische bundels herkenden ongetwijfeld de stem van de petrarkistische poëzie die uit Italië overgewaaid was.
Vaenius leverde vervolgens zelf een vernieuwende bijdrage aan het genre met zijn Amoris Divini Emblemata (Antwerpen 1615),
waarin de spirituele liefde centraal staat. In zijn voorwoord suggereert Vaenius dat aartshertogin Isabella hem hoogstpersoonlijk had gevraagd de populariteit van
de liefdesemblematiek te benutten om de liefde voor God aan te wakkeren. Dit doet Vaenius door vaak vrijwel dezelfde beelden te gebruiken als in zijn Amorum Emblemata, maar daarbij Cupido te vervangen door Amor divinus (de goddelijke liefde) met tegenspeler Anima (de menselijke ziel). Het pijnlijke strijdtoneel van de wereldlijke liefde (afbeelding 1) werd zo omgewerkt tot een oproep om Gods liefde te beantwoorden: ‘Met Liefde moeten wy den Heer / Deurstralen’ (afbeelding 2).
Verder lezen
Otho Vaenius, 1996. Amorum Emblemata. Ed. Karel Porteman. Zie ook: http://emblems.let.uu.nl/v1608.html.
Simon McKeown, red., 2012. Otto Vaenius and his Emblem Books (Glasgow Emblem Studies 15).