- Wie zich afvraagt waarom Ludolph Smids (1649-1720) achter zijn befaamde Schatkamer der Nederlandse oudheden (1711) een chronologisch gerangschikt register laat opnemen van alles wat zich aan peilbare data in die Schatkamer bevindt, kent de auteur nog niet. Ontsluiten van data was zijn passie. De verzameling vaderlandse `oudheden’ bevat alfabetische lemma’s met informatie over de historische achtergrond van steden en dorpen, kastelen en herenhuizen. Het chronologisch register maakt dit corpus tevens doorzoekbaar op jaar.
- Het kan ook andersom. Strikt chronologisch per jaar, maand en dag is zijn Oorlogend Europa (1715), dat de periode 1650-1714 omspant. Het register van dit droge kalendarium maakt de `database’ doorzoekbaar op topografische namen.
- Smids’ handelsmerk is ordening, puntsgewijs. Of hij nu een verhandeling, opdrachtbrief of voorbericht opstelt, de onderwerpen worden stuk voor stuk besproken, soms apart genummerd. Verzamelen zit in zijn bloed: regels, levensschetsen van de graven van Holland, poëticale voorschriften, watersnoden, weetjes over de Oudheid, opmerkelijke vrouwen, en boven al oude penningen en munten.
- Die verzameldrift stamt al uit zijn Leidse studietijd, waar zich onder invloed van zijn vriendenkring ook snel de literaire aspiraties aandienen. Het blijspel Spookende minnaar ontwerpt hij in 1670. Nil Volentibus Arduum is zijn richtsnoer, Konradyn (1686) zijn bekendste treurspel.
- Eveneens in 1686 verschijnt de Deboosjant, een vertaling van Plautus’ Mostellaria, `op onze tyden en zeden gepast, en naar de hedendaagsche Toneelwetten verschikt’. Die Toneelwetten, met de bijbehorende voorbeelden, kent hij van binnen en van buiten. Vanaf zijn studietijd legt hij voor eigen gebruik een grote, uiteraard alfabetisch geordende, verzameling poëticale voorschriften aan waaruit in later werk, zoals het Toetssteentje (1694), kon worden geplukt.
- Als zestienjarige wees wordt hij door familie naar een katholieke school in Antwerpen gestuurd en hierna nog drie jaar naar een klooster in Westfalen, waar hij degelijk Latijn leert. Vanaf 1670 studeert hij geneeskunde, vertrekt na afloop naar Groningen, trouwt, maar gooit na het overlijden van zijn vrouw in 1682 het roer om. Hij wordt protestant, huwt een zekere Anna de Groot en vestigt zich in Amsterdam. Naast zijn artsenpraktijk blijft er tijd om te verzamelen en publiceren: gedichten, toneelstukken, historische bijzonderheden.
- Bidloo tekent hem als zijn goede, oude vriend, als een literaire inspiratiebron, maar vooral als de allround dichter (Panpoëet) die met zijn `Munt-Verzameling’ de `duistere eeuwen’ van de Oudheid verlicht.
- Na een (te?) gezellig samenkomen met vrienden in De Keizerskroon valt de zeventigjarige Ludolph van de herbergstoep. Hij overlijdt enige dagen later.
- Het manuscript van de Panpoëticon Batavûm is dan net klaar. Gelukkig kan als staartje nog Smids’ lof worden gezongen, inclusief het door Bidloo zelf voorgedragen grafschrift, geschreven met de pen die hij ooit van zijn oude vriend had gekregen.
Verder lezen
Jeroen Jansen, 2000. `Onderwijs in de toneel-poezije: een ongepubliceerde poëtica van Ludolph Smids.’ Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 116.