‘In de Etz konst was hy zo verre gevordert, dat zyn Mede-konstenaars zelfs van hem getuigden dat zyns gelyken weinig bekend was’, schreef een anoniem levensberichtschrijver na de dood van Jan Luyken (1649-1712). Deze dichter, plaatsnijder en emblematicus zélf had een broertje dood aan zulke complimenten: volgens Luyken waren zijn etsen slechts ‘een staf, om door het land van deze tyd te reizen’.
Het is Luyken ten voeten uit: hij leefde met het oog op het aanstaande onvergankelijke leven, en gebruikte zijn werk om die reis te verdiepen en overdenken. Zijn emblemen tonen vaak de reiziger die Luyken zelf was, gewapend met staf of lamp, lopend over kronkelige wegen om achter de horizon het Vaderland te ontdekken. We zien die pelgrim bijvoorbeeld in ‘De Lantaaren’, een embleem uit Het Leerzaam Huisraad (1711):
Door de deuropening zien we een pelgrim het licht tegemoet gaan, terwijl op de voorgrond iemand met een lantaarn probeert het veel donkerdere aardse huis te verlichten. In het begeleidende gedicht wordt deze lantaarn vergeleken met het menselijk lichaam dat het onvergankelijke zielenlicht gevangen houdt. De ‘kaarsjen van ’t gemoed’ moeten zich inspannen om door het stoffelijke omhulsel – het vlees als ‘der Zielen vyand’ – heen te stralen:
Dies moet men by gezonde dagen
Zyn Duisternis geduurig aan,
Door ’t vuur der Zielen wederstaan,Zyn lust, en rust, en Wil verjaagen,
Op dat het Licht van ’t klaar Gemoed,
Kan straalen door het vlees en bloed.
Emblemen als deze, met alledaagse voorwerpen die verwijzen naar het onvergankelijke Vaderland, schreef Luyken pas na een lange ontwikkeling. Hij debuteerde op 22-jarige leeftijd als dichter van wereldlijke (liefdes)liedjes (Duytse lier, 1671). In de jaren daarna zou hij een bekering hebben doorgemaakt waarover onderzoekers nog steeds in het duister tasten. In 1678 publiceerde hij de meditatieve bundel Jezus en de Ziel, die zowel visueel als inhoudelijk geïnspireerd is door de Zuid-Nederlandse katholieke liefdesemblematiek. De Ziel, uitgebeeld als jonge vrouw, zweert stapsgewijs haar aardse zonden af en stelt zich open voor Jezus’ liefde.
Gaandeweg bereikte Luyken een combinatie van deze geestelijke traditie en een realistische embleemvorm die het Noord-Nederlandse publiek vertrouwder was: in Spiegel van ’t menschelyk bedryf (1694) en Het leerzaam huisraad nodigde de zichtbare werkelijkheid uit om op te kijken naar het onzichtbare Vaderland. Het zijn deze emblemen – van de bakker en de dokter – waar Luyken vandaag de dag nog het meest zijn bekendheid aan ontleent. Maar dat moeten we hem beter niet laten horen.
Verder lezen
Arie Jan Gelderblom 1999. ‘Binnen en buiten. Symboliek in de emblemen van Jan Luyken’. Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1998-1999.
Henk van ‘t Veld, 2000. Beminde broeder die ik vand op ’s werelts pelgrims wegen. Jan Luyken (1649-1712) als illustrator en medereiziger van John Bunyan (1628-1688).