Tijdens zijn verblijf in Nederland in de jaren 1774-1775 bezocht de Zweedse oriëntalist en beroepsreiziger Jacob Jonas Björnståhl (1731-1779) ook de academiestad Leiden. Een bezoek aan het Panpoëticon liet hij zich uiteraard niet ontgaan. Op 4 november 1774 werd hij door ‘de heer Van Alphen’ rondgeleid in de vergaderzaal van Kunst Wordt Door Arbeid Verkregen. ‘In deze zaal, die fraai en welker tafel voor négentig léden geschikt is, worden de afbeeldzels van alle Néderlandsche dichters bewaard: dezen maken een getal van 330 uit; het zijn allen oorspronglijke stukken, deels op koper, deels op hout, in klein langwerpig rond formaat, en in eene kas geplaatst’, noteert Björnståhl in zijn reisverslag.
Een maand tevoren had hij een visite afgelegd bij ‘den heer Schultens (1716-1778), hoogleeraar der godgeleerdheid en Oostersche taalen, zoon van den grooten Albert Schultens [1668-1750], dien hij ook in zijn ampt opgevolgd is. Hij heeft nog niets uitgegéven; doch is zeer geleerd. Hij is klein van persoon en vet, en heeft een zeer vriendelijk wézen’, aldus Björnståhl. Ook andere reizigers kwamen naar Leiden om Schultens te zien en te spreken, zoals de Göttinger geleerde Johann Beckmann (1739-1811), die hem in 1762 bezocht: ‘Den 20en November, als am Sonnabend, gieng ich zu dem berühmten Schultens, der seines Vaters Geschicklichkeit und Ruhm geerbt hat’.
Op het gebied van zijn eigenlijke vakgebied, de Oosterse filologie, heeft Schultens inderdaad, ook na het bezoek van Björnståhl, niet veel gepubliceerd. Maar hij heeft veel in handschrift nagelaten, onder meer bouwstoffen voor een Arabisch woordenboek en materiaal ten behoeve van het grote Nederlandse woordenboek van de in 1766 opgerichte Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, waarvan Schultens langdurig en actief lid was.
Zijn belangstelling voor de moedertaal bracht hem ertoe om in 1761 een uitvoerige nabeschouwing te schrijven bij door studenten gepubliceerde verhandelingen over de etymologie van het Nederlands. Schultens spoorde de studenten aan om de voor het Grieks ontworpen etymologische methode van zijn Leidse collega, de vermaarde classicus Tiberius Hemsterhuis (1685-1766), ook eens toe te passen op de Nederlandse taal. Veel heeft dit Griekse worteltrekken voor de neerlandistiek niet opgeleverd, maar dat Schultens een betrokken docent was, staat wel vast.
Verder lezen
Kossmann, F.H.K. (1966). Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Geschiedenis van een initiatief. Leiden: E.J. Brill, passim.
Nat, J. (1929). De studie van de Oostersche talen in Nederland in de 18e en 19e eeuw, Purmerend, 66-73.
Koert van der Horst, 1992. ‘Zonder zwier of krullen’: drie brieven van Jan Jacob Schultens aan Paul Chevallier (1743-1745).’ Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 24.