Het wonderkind uit een Delftse regentenfamilie ging op zijn elfde naar de eveneens piepjonge universiteit in Leiden, en onderscheidde zich daar bij de geleerde Scaliger, maar eigenlijk nog meer bij de bestuurder Oldenbarnevelt (de banden tussen regering en universiteit waren toen erg nauw). Na vier jaar studietijd ging hij met Oldenbarnevelt en anderen mee op een gezantschap naar de Franse koning en promoveerde en passant in Orléans in de rechten. Dit was het startschot voor een juridische carriere in Den Haag die hem steeds dichter bij het landsbestuur bracht, onder de vleugels van Oldenbarnevelt, van wiens bewind hij zich tot de belangrijkste woordvoerder ontwikkelde.
Intussen ontwikkelde hij zich niet alleen als jurist, advocaat en politicus, maar ook als rechtsfilosoof, geschiedschrijver, theoloog en dichter. Vaak komen in zijn ideeën en argumenten al die kennisgebieden samen; stop Grotius dus niet alleen in het hokje van de juristen. In de worsteling tussen Staatsgezinden en Prinsgezinden, ‘Rekkelijke’ Arminianen en ‘Precieze’ Gomaristen, probeerde hij de neutraliteit, maar betoonde zich al snel een overtuigd Staatsgezinde.
Bij de omwenteling van 1618 werd hij met Van Oldenbarnevelt gearresteerd, en dan wel niet onthoofd, maar levenslang op Loevestein gevangen gezet. Na zijn fameuze ontsnapping in de boekenkist (een list van zijn echtgenote Maria van Reigersberch, en het enige wat we nog allemaal van hem weten), vluchtte hij naar Parijs. Zijn tegenwoordig beroemdste werk verscheen daar in 1625: Het Recht van Oorlog en Vrede, ook in zijn eigen tijd als mijlpaal herkend, en nog steeds gezien als een fundament van het internationaal recht dat later tot ontwikkeling kwam.
In 1631 ondernam De Groot een poging tot terugkeer naar Holland en tot rehabilitatie, die mislukte. Weer restte niets anders dan de vlucht, en nu trad hij in dienst van de Zweedse koningin Christina, die hem bewonderde als geleerde. Hij werd Zweedse gezant in Parijs. Terug daar kreeg hij de finesses van het diplomatieke spel niet onder de knie, maar richtte zich ook nog op iets anders: het herstel van de eenheid van het Christendom, ook toen voor de gepolariseerde verhoudingen echt een brug te ver. In zijn eigen tijd was zijn bekendste werk het Bewijs van de Ware Godsdienst, een poging om de kern van het Christelijk geloof te definiëren met een zo beperkt mogelijk dogma. Zo werd de voormalige Arminiaan voor de fellere Protestanten een crypto-katholiek, en was zelfs het Vaticaan er na zijn dood van overtuigd dat hij als Katholiek gestorven was: allemaal beeldvorming, maar wel belangrijk om te begrijpen waarom zijn leven en werk ook nu nog soms in controverse en partijdigheid wordt bekeken.
Verder lezen
Henk Nellen, 2007. Hugo de Groot. Een leven in strijd om de vrede 1583-1645.
Hugo de Groot, 2014. Kroniek van de Nederlandse Oorlog. Vert. Jan Waszink.