MENU
Door Nina Geerdink

Hubert Korneliszoon Poot

Dichter en boer

“’k Bouw met myn eygen rund de Vaderlyke Landen.” Met deze woorden, door Bidloo in de mond gelegd van de dichter Hubert Korneliszoon Poot (1689-1733), krijgt het boerenbedrijf een voorbeeldfunctie. Als boer, zo blijkt ook uit de rest van het imaginaire betoog van Poot in het Panpoëticon Batavum (p. 210), kun je niet anders dan oprecht zijn: hardwerkend, simpel in de positieve zin van het woord, vaderlandslievend, en zonder winstbejag. Het zijn deze ‘boereneigenschappen’ die Poot volgens Bidloo tot een navolgenswaardig voorbeeld maken voor achttiende-eeuwse Nederlandse dichters.

Bidloo is de eerste noch de laatste die Poots dichterschap in verband brengt met diens boerenbestaan. Poot zelf en zijn uitgevers hebben hem van het begin af aan nadrukkelijk in de markt gezet als ‘dichtende boer’ en dat heeft hem en hen geen windeieren gelegd. Nieuw aan de manier waarop Bidloo Poots boerenachtergrond inzet, is dat hij dat doet om onderscheid te maken tussen zuivere Nederlandse dichters en dichters die een slaatje proberen te slaan uit hun literaire werk – zoals Franse dichters die voor hun mecenassen schrijven wat ze maar horen willen. Dat is opmerkelijk omdat juist Poot een van de vroegere voorbeelden is van een dichter die gepoogd heeft volledig te leven van het schrijven.

De meeste Nederlandse dichters rond 1700 hadden een baan of kwamen uit een zeer vermogende familie. Het dichten was hobby, maar kon een behoorlijke bijverdienste opleveren. Meestal niet doordat uitgevers auteurs betaalden voor het literaire werk, maar bijvoorbeeld wel door te schrijven voor mecenassen of opdrachtgevers. Een enkele dichter was hier zo succesvol in dat dichten de belangrijkste inkomstenbron kon worden, maar een aanvulling van het inkomen uit vertaal- redactie- of andere aanverwante klussen was zelden een overbodige luxe.

Poots debuut uit 1716, de bundel Mengeldichten, was meteen een succes, dat nog overtroffen werd door zijn tweede bundel Gedichten uit 1722. In de tussentijd had Poot behoorlijk aan de weg getimmerd als gelegenheidsdichter en bovendien was hij van uitgever gewisseld – uit financiële overwegingen, zo blijkt uit de op papier uitgevochten vete tussen hem en zijn eerste uitgever. In 1723 waagde hij de sprong in het diepe en besloot hij het boerenbedrijf de rug toe te keren om zich volledig te kunnen toeleggen op de literatuur. Zijn inkomen moest hij vergaren uit het schrijven van gelegenheidswerk, daarnaast deed hij enkele betaalde opdrachten voor zijn uitgever. Het bleek niet voldoende, en in elk geval onbevredigend. Blijkens Poots eigen reflectie op zijn jaar als brooddichter – in 1724 trok hij weer bij zijn vader in op de boerderij – werd hij diep ongelukkig van het dichten in opdracht.

Verder lezen

Riet Schenkeveld-van der Dussen, 2009. Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot. Zijn leven, zijn gedichten.

Terug naar de artikelen