Net als Jan van Gijsen was Gijsbert Tysens (1693-1732) een broodschrijver, al is over hem veel minder bekend dan over Van Gijsen. Hij kwam ter wereld en stierf in de Jordaan. Naar zich laat aanzien heeft hij maar korte tijd elders in Amsterdam gewoond. In 1725 trouwde hij met Maria Fokke, telg uit een artistieke familie. Maria overleed nog geen jaar later en werd begraven vanaf het Spiegelpleintje, zoals het bredere deel van de Lijnbaansgracht bij de Korte Leidsedwarsstraat toen heette. Waarschijnlijk is Tysens daarna in de Jordaan bij zijn ouders ingetrokken. Hij is nimmer hertrouwd. De kortstondigheid van zijn huwelijk en zijn niet-hertrouwen maken een mysterie van de notitie in de registers bij de begrafenis van Tysens zelf: laat drie kinderen na. Bij de dood van Maria Fokke was er geen sprake van nagelaten kinderen.
Tysens schreef en vertaalde enkele treur- en blijspelen, maar of hij daarvoor werd betaald, valt te betwijfelen. Ze zijn ook nimmer opgevoerd. Erger, sinds zijn treurspel Bassianus Varius Heliogabalus (1720) zonder opgaaf van redenen door de schouwburgregenten was afgewezen, heeft hem nooit meer ‘de lust kunnen bevangen’ ze nog eens iets aan te bieden. Niettemin belijdt hij dat de ‘liefde der Toneelpoëzij, mijn hoofdvermaak der Dichtkunde’ is. Daar heeft hij ruimschoots blijk van gegeven, want de meeste van zijn schotschriften – over de windhandel, over loterijen, over een onbetrouwbare boekhandelaar – zijn in de vorm van blijspelen gegoten.
Verder schreef Gijsbert Tysens enkele gedichten bij losse prenten, waaronder twee die betrekking hebben op de vervolgingen van homoseksuelen rond 1730. Aan het eind van de jaren twintig raakte hij ook betrokken bij grotere projecten. Tussen 1727 en 1731 gaf Leonardus Schenk in drie fikse delen de prenten uit die Abraham Rademaker had gemaakt van de vele buitenplaatsen rondom Amsterdam, langs de Amstel en langs de Haarlemmertrekvaart. Voor alledrie de boeken schreef Tysens de begeleidende tekst.
Of Tysens nog een andere bron van inkomsten had, weten we niet. Zijn vader was kaartafzetter – inkleurder van gegraveerde landkaarten –, maar van hemzelf is geen beroep of ambacht bekend. Het is in ieder geval aannemelijk, dat hij van zijn schrijfwerk niet rijk geworden is. Echt arm was hij echter ook niet, want hij werd niet van de armen begraven.
Verder lezen
I.H. van Eeghen, 1977. ‘Gijsbert Tijssens’ toneelstukken en het bedrog in de achttiende-eeuwse boekhandel’, in: Ondernemende geschiedenis. 22 opstellen geschreven bij het afscheid van mr. H. van Riel als voorzitter van de Vereniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief.
Birgit van der Zijde, 1996. ‘Gysbert Tysens (1693-1732). Een broodschrijver in de achttiende eeuw’, Mededelingen Stichting Jacob Campo Weyerman 19.