MENU
Door Henk Looijesteijn

Balthasar Bekker

Al de wereld mag het weten

De duivel is machteloos, stelde de Amsterdamse predikant Balthasar Bekker (1634-1698) in zijn omvangrijke, vierdelige werk De Betoverde Wereld, dat tussen 1691 en 1693 verscheen en al snel werd vertaald in het Duits, Engels en Frans. In het voorbijgaan rekende hij af met tal van vormen van volksgeloof, zoals heksen en spoken. Bekker is tot de dag van vandaag bekend gebleven als bestrijder van het bijgeloof.

Ook omdat heel wat van zijn collega’s aanstoot namen aan zijn opvattingen en/of de zelfverzekerde toon waarin Bekker het een en ander uiteenzette. De Betoverde Wereld leidde tot de Bekkeriaanse Oorlog, een met inkt en papier uitgevochten pennenstrijd waar Bekker zelf met volle overtuiging aan deelnam. Het was niet voor het eerst dat hij in aanvaring kwam met collega’s en dit keer had de Fries het zo verkorven dat hij werd afgezet als predikant en werd uitgesloten van het avondmaal. De burgemeesters van Amsterdam waren echter zijn werkgevers en betaalden zijn salaris gewoon door. Aldus geruggesteund door de machtigste mannen van de stad bleef Bekker onverdroten zijn standpunten uitdragen.

Balthasar Bekker was allesbehalve een buitenstaander. Hij was een Duits-Friese predikantenzoon die zelf in 1657 zijn eerste standplaats kreeg en die door goede huwelijken verwant raakte aan de intellectuele en politieke elite van de Friese universiteitsstad Franeker. In het rampjaar 1672 speelde hij zelfs een politieke rol als voorzitter van de Friese predikanten, die de Staten van Friesland hervormingen voorstelden. Toen duidelijk werd dat een professoraat in Franeker er niet in zat, vertrok Bekker in 1674 naar Holland. Vijf jaar later haalde hij de predikantenhoofdprijs binnen, een aanzienlijke en goedbetaalde aanstelling in Amsterdam.

De veelzijdige en in alles belangstellende Bekker debuteerde echter in 1661 met Gerijmde kinderleer, een berijmde catechismus voor de jeugd. Bekker was ook een bekwaam dichter en werd als zodanig erkend in zijn tijd. Hij schreef verschillende lofdichten voor collega’s, vrienden, zijn zwager en de vooraanstaande burgemeester Nicolaes Witsen (1641-1717), een van zijn Amsterdamse beschermheren. Met de Amsterdamse koopman Dirk Schelte (1639-1715) onderhield hij een soms wat leutige berijmde briefwisseling en hij schreef een lof- en een huwelijksdicht voor een andere hechte vriend, de arts Reinier de Lover (1647-1713). Zijn bekendste gedicht is echter de berijmde opdracht aan zijn ‘hertlieve’ echtgenote Frouck Fullenius (1634-1721), afgedrukt in De Betoverde Wereld. Zonder haar had hij het allemaal niet kunnen doen, zo is de strekking. Veel van zijn latere werk schreef hij op Froucks state in Jelsum.

Het lofdicht op zijn vrouw leidde tot een pennenstrijd met koopman-dichter Laurens Bake (1629-1702), die het waagde in een hekeldicht af te geven op De Betoverde Wereld. Kenmerkend is dat Bekker deze dichterlijke pennenstrijd – met twee gedichten van medestanders die Bake op de korrel namen – ook weer uitgaf. ‘Al de wereld mag het weten’, zei hij eens. Het bezorgde de polemist die niet van ophouden wist een blijvende faam – zij het niet zozeer als dichter. Dat blijkt ook uit zijn portret in het Schrijverskabinet: rechts van Bekker zijn angstig vluchtende duiveltjes afgebeeld.

Verder lezen

Jacob van Sluis, Bekkeriana. Balthasar Bekker biografisch en bibliografisch (Leeuwarden 1994)

Jacob van Sluis, ‘Bekker, Balthasar’, in: W.J. op ’t Hof (red.), Encyclopedie Nadere Reformatie I (Goudriaan 2015), 83-86.

Bart Leeuwenburgh, De betoverde wereld van Balthasar Bekker (Amsterdam 2023)

Terug naar de artikelen