MENU
Door Ton van Strien

Arnold Houbraken

Schilder, biograaf en kritisch denker

Arnold Houbraken (1660-1719) was kunstschilder en graveur van beroep en is vooral bekend om De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen, voor het eerst verschenen tussen 1718 en 1721 en later nog een aantal keren aangevuld. Het driedelige werk bevat, aansluitend bij het in 1604 verschenen Schilderboeckvan Carel van Mander (1548-1606), levensbeschrijvingen en evaluaties van enkele honderden Nederlandse kunstenaars uit (voornamelijk) de zeventiende eeuw, en het is onze voornaamste bron van kennis over schilders als Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen en noem maar op. Van degenen die wij onder de `groten’ rekenen, ontbreekt alleen Johannes Vermeer, maar dat zegt waarschijnlijk meer over de hoeveelheid kunstschilders die destijds in de Nederlanden werkzaam waren dan over een bepaalde voorkeur van Houbraken: het kleine oeuvre van Vermeer is kennelijk aan zijn aandacht ontsnapt. Wat hij wel biedt is nog altijd indrukwekkend, en zijn boek is bovendien nog altijd plezierig leesbaar door de heldere stijl en de vele sappige anecdotes. Wel zal de moderne lezer even moeten wennen aan Houbrakens achttiende-eeuwse smaak: de `natuur’ die volgens Houbraken in de kunst moet worden nagevolgd, is altijd de geidealiseerde, `schone’ natuur, en Rembrandt is voor hem zo’n beetje het schoolvoorbeeld van een kunstenaar die ondanks zijn enorme talent de top niet haalde – te eigenwijs. Overigens is Houbraken allerminst bekrompen en als kunstkenner heeft hij (na een periode van verguizing in de negentiende eeuw) een goede reputatie.

Eigenlijk literair werk bestaat er niet zoveel van Houbraken. In de postuum verschenen embleembundel Stichtelyke Zinnebeelden(1723), met gravures en prozabeschouwingen van zijn hand, zijn de meeste gedichten door anderen geschreven, vooral Gezine Brit van Blokzijl 1669-1747). Wel had hij literare ambities, en rond 1705 zette hij zich aan een epos over het leven van de apostel Paulus, op basis van het bijbelboek Handelingen. Nu gold het epos, met de tragedie, als het hoogst bereikbare in de literatuur. De eisen waren navenant: er moest een held worden bezongen, in onalledaagse, beeldende taal die de lezer meesleept in hogere sferen. Homerus, Vergilius – maar dan in het Nederlands. En over bijbelse stof. Het was nog maar heel weinig gedaan in Nederland en het viel Houbraken zwaar tegen. De apostel Paulus vond hij een inspirerende figuur, een `kruisheld’ die tegen alle onderdrukking in voor de waarheid opkwam. Vaak, schrijft Houbraken, nam hij daarom de pen weer ter hand om een bijzondere scène of een fragment van een van Paulus’ preken in verzen weer te geven. Maar verder kwam hij er niet mee. Mogelijk speelde zijn rationalistische instelling hem parten: in een in 1712 onder het pseudoniem Philalethes (`Waarheidsvriend’) verschenen brievenboek keert Houbraken zich, in de geest van Balthasar Bekker en andere `radicale’ Verlichtingsdenkers, tegen allerlei volgens hem achterhaalde ideeën en gebruiken in de kerk, tegen `gewoonte’ en bijgeloof. Allicht schuurde deze instelling met de eis die het epos-genre hem oplegde om een held te presenteren in bovennatuurlijk licht, en kwam mede daarom zijn werk niet van de grond.

Uiteindelijk liet zijn oude vriend Jan van Hoogstraten (1662-1637) zich overhalen om de verschillende `losse draadjes’ `tot één web te weven’ zoals dat heette, en het boek verscheen in 1712. In hoeverre Hoogstraten de oorspronkelijke fragmenten van Houbraken inderdaad gebruikt heeft, is onbekend, maar het zal veelzeggend zijn dat Houbraken op de titelpagina alleen als illustrator wordt genoemd. Mogelijk waren de verhoudingen toen al wat verzuurd. In een tweede uitgave, die datzelfde jaar bij een andere drukker verscheen, ontbreekt Houbrakens naam helemaal – behalve dat hij in een voorwoord wordt weggezet als een literaire onbenul die ook nog eens veel te veel geld voor zijn (veel te kleine) prenten vroeg. Ergens moet er in de samenwerking iets fout zijn gegaan.

Verder lezen

Jan Konst en Marnix Sellink (ed.), 1995. De grote schouwburg. Schildersbiografieën van Arnold Houbraken (Griffioen).

Els Stronks, 2009. `Geen prooi voor de sfinx. De lezer en het achttiende-eeuwse embleem.’ In: Nederlandse Letterkunde 14.

Terug naar de artikelen