De zilvren Maasstroom danst wanneer hij u hoort zingen,
O Van der Pot! en zet zijn gretige ooren schrap,
Uw stad prijst niet alleen de drie paar lievelingen
Van Febus, al wat speelt roemt ook het Broederschap.
Dat, door Natuur, de Kunst weet kracht en vuur te geeven.
Het broederschap, daar gij een waardig lid van zijt!
Dat, door een zuivre drift, en edle zucht gedreeven,
De Dichtkunst niet onteert door jaloezij, of nijd.
Uw lof bloeie onverwelkt, ô braave Kunstgenooten!
De gansche Zangberg blijve als gij in een geslooten.
Philip Zweerts (1735), Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 69.