Wie zou, beroemde Man! uw’ lof oit willen heelen?
Die zo veel edel werk, zo nuttig brengt in ’t licht!
Gij roert zomtijds noch wel uw’ braaven geest uit spelen,
En zingt, in zuiver Duitsch, een keurig maatgedicht.
Maar als wij u, Van Loon! zo onvermoeid, zien zweeten,
’t Zij gij de munten schuift zo sierlijk voor de hand:
Hetzij gij opdelft dat bijna al was vergeeten,
Hoe dier verplicht gy dan ’t beproefde Vaderland!
Het doe uw beeltenis op gouden munten zetten,
Opdat die uitblinke in de beste kabinnetten.
Philip Zweerts (1735). Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 64.