Op de afbeelding van den heere Geeraerdt Brandt.
Dit’s Brandt, wiens schrander brein, met kunst en zedigheit,
De Kerkhervorming heeft, door kracht en taal, beschreven.
De Ruiter, zoo vol moedt, als oordeel en beleit,
Den grootsten Waterheldt; door ’t al voor plagh te beven,
Heeft hij vereeuwigt door zijn pen. Gansch Nederlandt
Roemt zijne Dichtkunst, taal, en stijl en vlugh verstandt.
Joan Vermeulen (1739), Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 195.