De rooms-katholieke Gerard van Loon (1683-1758) werd geboren in Delft. Al in zijn jonge jaren gaf hij blijk van een grote interesse voor geschiedenis en de schone letteren. Hij schreef gedichten en waagde zich aan het schrijven van een treurspel, Plautianus (1711). In het spoor van zijn vader studeerde hij letteren en filosofie aan de Universiteit van Leuven. Maar zijn grote academische passie vond hij in de richting rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Leiden. Hij promoveerde in beide disciplines. Hoewel zijn rijke afkomst hem niet tot werken gebood, vulde hij zijn dagen onder andere met pleiten aan het Hof van Holland. Zoals veel van zijn tijdgenoten legde Van Loon zich daarnaast toe op het verzamelen van penningen en munten. Waarschijnlijk ging hier zijn hart pas echt snel van kloppen. Van zijn grote fascinatie getuigt alvast de inleidende studie die hij hierover publiceerde in 1717: Inleiding tot de heedendaagsche penningkunde ofte verhandeling van den oorsprong van ’t geld, opkomst en onderscheid der gedenkpenningen.
Als penningkundige verwierf hij in de decennia die volgden een internationale reputatie. Zijn vierdelig Beschrijving der Nederlandsche historiepenningen (1723-1731) kende een grote verspreiding en werd zelfs in het Frans vertaald onder de titel Histoire métallique des six-sept provinces des Pays-Bas. Het kwam initieel tot stand als een reactie op Pierre Bizots Histoire métallique de la République de Hollande (1687). Dit werk werd door Van Loon aangevuld, bekritiseerd en verbeterd. Van Loons boek geniet tot op heden aandacht binnen kringen van verzamelaars van munten en geldstukken als veelvuldig geraadpleegd standaardwerk over de Nederlandse historiepenningen. Het fraai geïllustreerd werk was voorzien van meer dan drieduizend prenten en een uitvoerig beschreven, chronologische historiek van de Hollandse penningen vervaardigd tussen 1555 en 1716.
In 1731 werd een munt uitgegeven bij gelegenheid van het voltooien van zijn penningkundig werk. Deze munt gold als bekroning van het afgeronde project. Aan de voorzijde pronkt het fraaie profiel van Van Loon, uitgedost met een voluptueuze pruik naar de achttiende-eeuwse mode. De achterkant vertoont op allegorische wijze de voltooiing van het levenswerk van Van Loon: een dankvuur, een os en twee neergelegde vuistvechtershandschoenen, onder het opschrift: `Hier leg ik mijn uitrusting en kunst neer’. Net als deze penning kan het opnemen van Gerard van Loon in het Panpoëticon Batavûm begrepen worden als een eerbetoon aan het levenswerk van deze vooraanstaande numismaat.
Verder lezen
Meer, G. van der, 1990. “Gerard van Loon (1683-1748): Medallic theory and practice.” In: Crawford, M.H. e.a. (ed.), Medals and coins from Budé to Mommsen, Londen, 87-99.