MENU
Door Sofie Moors

Matthijs de Castelein

‘Priester ende excellent poëte’

‘Priester ende excellent poëte moderne’ luidt de omschrijving van de auteur op de titelpagina van het bekende Const van Rhetoriken (1555). Die auteur is Matthijs de Castelein (1485-1550), die, zoals de beschrijving doet vermoeden, twee petten op had. In 1508 werd hij tot geestelijke gewijd; hij werd diaken van de parochiekerk in Pamele en kapelaan van de hoofdkerk van Oudenaarde. Vanaf 1530 nam hij ook de functie van apostolisch notaris op. Naast zijn geestelijke functies was hij ook actief als rederijker. Als de ‘factor’, dit is de dichter-regisseur, van de Oudenaardse rederijkerskamers Pax vobis en de Kersauwe schreef hij het ‘spel van sinne’ voor het rederijkersfeest te Gent in 1539. Ook nam hij de artistieke inrichting van feesten en processies voor zijn rekening.

Het oeuvre van de Oudenaardse priester-dichter was naar eigen zeggen heel groot. In zijn Const vermeldde hij 36 esbattementen, 38 tafelspelen, 12 ‘spelen van sinne’ en 30 wagenspelen. Toch zijn slechts enkele teksten met zijn kenspreuk ‘Wacht wel ‘t slot Casteleyn!’ overgeleverd, waaronder (Historye van) Pyramus ende Thisbe, (s.d.), een danslied voor de geboorte van koning Philips II (1527), De conste der Minne (1566) en de Baladen van Doornycke (1571). Ook de lyrische dichtbundel Diversche Liedeken (1573) is een werk van de befaamde factor.

Echte faam kreeg De Castelein met het werk dat hij in 1548 schreef, zijn Const van Rhetoriken, een soort handboek voor de rederijkerij, postuum uitgegeven in 1555. Op het titelblad wordt hij door de drukker Jan Cauweel ‘poète moderne’ genoemd, en niet zomaar: Door zijn klassieke opvoeding was de ware retorica voor een man als De Castelein die van klassieke meesters als Quintilianus, Cicero en Horatius. De term ‘poète’ suggereert een verwantschap met deze voorgangers.

Dit boek, Casteleins ‘zonderlyngh Exemplaer ende leerende Voorbeeld’, bedoeld `voor alle beginnende liefhebbers van de retorica’, zoals de titelpagina vermeldt, omvat 239 strofen waarin hij zijn poëzievoorschriften uit de doeken doet. Die voorschriften gaan voornamelijk over de muzikaliteit van de poëzie, het rijm en de versvorm. Voor de verklaring van die versvormen en rijmsoorten liet hij zich inspireren door het laat-vijftiende-eeuwse Franse prozawerk L’art de rhétorique van Jean Molinet. Wel bracht De Castelein, als een echte ‘moderne’ auteur, zelfbewust aanpassingen aan vanuit de eigen lokale rederijkerspraktijk. De ultieme toepassing van zijn retoricaregels illustreerde hij met zelfgeschreven voorbeelden.

De invloed van dit leerboek was groot. Tot in Noord-Nederland voelden auteurs de druk om zijn voorschriften toe te passen, zoals Spiegel in zijn Twe-spraack van de Nederduitsche Letterkunst (1584). Vooral de kennis van de klassieken gaf het vademecum lang autoriteit, zoals blijkt uit de zes herdrukken tussen 1571 en 1616. Ook De Casteleins dubbelrol als geestelijke rederijker speelde in zijn voordeel. Zo kon hij bij de overheid meer vertrouwen wekken voor zijn retorica.

Verder lezen

Dirk Coigneau, 1985. ‘Matthijs de Castelein: “excellent poëte moderne”’, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie Nederlandse Taal- en Letterkunde, 451-475.

Matthijs de Castelein, 1986. De const van rhetoriken. Theater Pax Vobis, Oudenaarde.

Terug naar de artikelen