Rond 1625 werd in Brussel een man geboren die later bekend zou staan als een groot liefhebber van Spaanse toneel en er zijn stempel zou drukken op de theatercultuur van de tweede helft van de zeventiende eeuw. Claude (Claudius) de Grieck (1625/1626 – ca. 1670) liep school in het Brusselse jezuïetencollege, waar hij al blijk gaf van zijn literair talent. Op achttienjarige leeftijd schreef De Grieck het herdersspel Hylas dat in 1644 van de drukpersen van zijn vader kwam. Met dit debuut, geïnspireerd door stof uit de populaire Franse pastorale roman L’Astrée van Honoré d’Urfé, gaf De Grieck het startschot voor een internationalisering en heropleving van het Brusselse theaterleven in de jaren veertig en vijftig van de zeventiende eeuw.
In navolging van zijn vader was De Grieck werkzaam als drukker en boekhandelaar, maar daarnaast bewerkte hij ook verschillende toneelstukken met Spaanse stof en motieven. Voor die bewerkingen baseerde hij zich niet op Spaanse bronnen, maar op Franse vertalingen, zoals in die tijd wel vaker het geval was. In totaal schreef hij twaalf toneelstukken die hij eenvoudig kon laten uitgeven als nazaat van een drukkersfamilie. Hij werkte ook voor verschillende rederijkerskamers, waaronder De Wijngaerd in Brussel, waarvan hij een van de eerste leden was. De Grieck oogstte in zijn thuisstad heel wat bijval met zijn theaterstukken.
Ook in Amsterdam werden zijn toneelstukken veelvuldig opgevoerd en gedrukt. Het Amsterdamse publiek maakte in april 1654 kennis met de tragedie Den Grooten Bellizarius, een bewerking van Le Bélissaire van Jean de Rotrou, dat weer een vertaling was van het Spaanse El ejemplo mavor de la desdicha (1632) van Antonio Mira de Amescua. Het stuk zou een grote populariteit genieten en tot 1792 niet minder dan 85 keer opgevoerd worden. In 1657 ging in de Amsterdamse Schouwburg De Griecks komedie – naar Paul Scarron – Don Japhet van Armeniën in première. Zijn Heraclius (1650), een versvertaling van het gelijknamige stuk van Pierre Corneille, werd in de herfst van 1651 viermaal in de Amsterdamse Schouwburg opgevoerd. De auteur noemde zich in deze tekstuitgave de boekverkoper van de Oostenrijkse aartshertog Leopold-Willem en roemde in het opdrachtgedicht de landvoogd als vredebrenger en veldheer, maar hij zal hem ook om andere redenen dankbaar zijn geweest. Leopold-Willem was immers een liefhebber van toneel en opera die het Brussels toneelleven onder invloed van zijn eigen hofcultuur sterk stimuleerde.
De productie van de Brusselse toneelschrijvers en met name die van De Grieck zou pas na 1650 haar piek bereiken, maar al vanaf het begin waren de kenmerken ervan duidelijk: het Spaanse en Franse toneel waren de grote inspiratiebronnen. Met zijn stukken zette De Grieck de toon voor de hele Brusselse theaterproductie van zijn tijd.
Verder lezen
Kåre Langvik-Johannessen en Karel Porteman, 1996. ‘1700. Inauguratie van de Muntschouwburg te Brussel. Het theaterleven in de Zuidnederlandse hofstad van 1650 tot in de Oostenrijkse tijd’, in: R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen. Amsterdam, 284-289.