MENU
Door Karel Porteman

Willem van der Borcht

Een ambitieus Brussels poëet

Schwung. Dit lijkt het geschiktste woord om de verschijning van Willem van der Borcht ofte Guillelmus a Castro (1621-na 1682?) in het Brusselse literaire leven te kwalificeren. Met de uitgesproken bedoeling om zijn stadsgenoten te verbluffen, publiceert hij als Leuvens student in de rechten tussen 1641 en 1643 bij drie verschillende hoofdstedelijke uitgevers en tegen een hoog tempo drie modieuze bundels met nota bene telkens een portret van zichzelf. Eerst een fraai uitgegeven amoureus liedboek, Den Brusselschen blom-hof van Cupido. Vervolgens een dierenembleemboek (De sedighe sinnebeelden) waarin hij zich manifesteert als geleerd en ethisch bevlogen poëet om, zoals hij zelf zegt, serieus genomen te worden. Als derde in de reeks komt zijn lijvigste en meest Brusselse boek uit: de Spieghel der Eyghen-kennisse, zijn hoofdwerk. Het brengt uitdrukkelijk de man achter de eerzuchtige en begaafde dichter in beeld: de Leuvense hoogleraar Eryceus Puteanus (1574-1646), groot promotor van de Zuid-Nederlandse literatuur. Het ongewone boek bestaat uit dialogen in vers en proza gevoerd tussen Willem, diens Brusselse vrienden (bekende namen in de stad) en de welbespraakte professor himself, die de dans leidt (uiteraard bij monde van zijn Brusselse student). De gesprekken vormen een web van verhalen, discussies, satiren en elegieën waarvan de leidraad een voorgelezen droom is van Puteanus. Die doorkruist de stad in gezelschap van een openhartige boer, die een spiegel bezit waarin iedereen zichzelf en zijn gebreken kan herkennen. De hele Brusselse maatschappij passeert de revue, van hovelingen tot kroeglopers en lichtekooien. Toegevoegd is een tweede deel, het Conterfeytsel des werelts waarin, nu direct namens de auteur, Vrouwe Wereld wordt geschilderd vooral aan de hand van ‘vrouwelijke’ ondeugden, van religieuze schijnheiligheid tot hoererij. Moraliserende hekeling? Ja. Maar dan een die verrassend blijk geeft van de vertrouwdheid van de Brusselse fine fleur met de Noord-Nederlandse letteren: Heinsius, Cats en bovenal Huygens en de kring van Haagse satirici als Jan Orisandt en Adriaen van de Venne.

Als gevestigd jurist speelde Van der Borcht een niet onbelangrijke rol in het Brusselse toneelleven, dat zich mede onder zijn impuls ging losmaken van de aan allerlei plichten verbonden rederijkersgilden naar een systeem van “Vrije Liefhebbers der Rijmer-konste”, de latere onafhankelijke Compagnies. Hij koesterde plannen voor een schouwburg naar Amsterdams model waarvan de inkomsten naar wezen en vondelingen zouden gaan. Maar daar kwam niets van terecht. In 1650 voerden de liefhebbers in het Brusselse stadhuis zijn tragedie Rosimunda uit: een modieus spektakelstuk over hartstochtelijke wraakzucht met muzikale intermezzo’s en vele stille vertoningen, bedoeld om, zoals hij zegt, te laten zien wat een schouwburg aan de stad had kunnen bieden. Het spel werd in 1651 uitgegeven.

Na 1651 valt niet veel meer over Van der Borght te vernemen. Te vermelden is zijn succesvolle tussenkomst voor een vrijstelling van taksen en andere diensten ten bate van de tekenacademie van de befaamde Brusselse schilder Michael Sweerts. Die beloonde zijn advocaat met een geschilderd portret en een door de kunstenaar zelf gesneden etsversie ervan. Dit laatste is te vinden op de site van het Panpoeticon.

Verder lezen

Vincent Buyens & Karel Porteman (2018), ‘Borcht, Willem van der’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek dl. 23, 62-75.

Terug naar de artikelen