MENU
Door Roland de Bonth

Hendrik Schim

Leerlooier, leerhandelaar en liefhebber van poëzie

De Maassluise notabele Hendrik Schim (1695-1742) was in het begin van de achttiende eeuw een  gevierd dichter. De beroemde schrijver en taalkundige Balthazar Huydecoper toonde zijn waardering voor Schims poëzie op de titelgravure van zijn Proeve van Taal- en Dichtkunde (1730): op de rug van een van de achteloos op de grond liggende boeken prijkt de naam ‘’H. Schim’’. Schim bevindt zich daar in gezelschap van literatoren als Joost van den Vondel en Pieter Corneliszoon Hooft en van taalkundige schrijvers als David van Hoogstraten en Arnold Moonen. In de Proeve zelf verwijst Huydecoper op elf plaatsen naar verschillende dichtbundels van ‘’den zoetvloeienden Dichter’’ Schim, die Huydecoper in een brief van 16 november 1730 dank zegt ‘’voor d’eer my in d’uitgave uwer Proeve der Tael- en Dichtkunde aengedaen’’. Tegelijkertijd neemt hij de vrijheid Huydecoper een ‘’Bondel myner Bybelzangen gulhartig toe te zenden’’.

Wanneer kort na Huydecopers dood een vierdelige, tweede druk verschijnt van de Proeve (1782-1791) is op de – nieuw vervaardigde – titelgravure Schims naam verdwenen. Naar de reden waarom kunnen we slechts gissen. Had editeur Frans van Lelyveld minder waardering voor Schims kwaliteiten als dichter of had hij niet zo veel op met diens onderwerpkeuze? Titels als De heerlijkheid van Kristus en de kerk, Bijbel- en Zededichten en Zinnebeelden en Zedezangen maken duidelijk dat Schims dichterlijke activiteiten sterk geïnspireerd waren op de Bijbel.

Juist de kwaliteit van zijn stichtelijke poëzie zal er in belangrijke mate toe hebben bijgedragen dat Schim zich een plaats heeft weten te verwerven in de bundel Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavum verheerlijkt, waarin Arnold Hoogvliet de loftrompet op hem steekt:

De kristen Flakkus, die zyn Serafynenveer
Doopte in de Heilbron, om met vloeiende gedichten,
Tot ’s Heilants heerlykheit en eeuwigduurende eer,
De schoone Kerkbruit aan zyn’ yver te verpligten

Als dichter liet Schim zich eveneens inspireren door het water en de visserij, twee elementen die van grote betekenis waren voor Maassluis. Maar ook verheerlijkte hij het landleven én de poëzie, zoals in ‘De Dichtkunst verheerlijkt in het Pan Poëticum Batavum van den heere Michiel de Roode’ (1741):

Koomt, helpt de Roodes eer ontleden
Die in van Halens spoor wil treden
En zyne kunstkapel met fraie beelden siert
Van een’ doorluchten Rei volgeestige Poëten,
De kunst in hare Priester viert,
En hun gedichten acht als lessen der Profeten.

Afb. 18

Terug naar de artikelen