MENU
Door Lia van Gemert

Joannes Baptist Stalpaert van der Wiele

Als God ons thuisbrengt

Diepe religieuze gevoelens begeleidden de reformatie en contrareformatie in de zestiende en zeventiende eeuw. Zo ook bij de priester Joannes Stalpaert van der Wiele (1579-1630), die grote vroomheid paarde aan tomeloze zendingsdrang, en de beperkte bewegingsruimte van rooms-katholieken productief benutte. Hoewel gewetensvrijheid een van de uitgangspunten van de Republiek was, was alleen voor gereformeerden openlijke godsdienstuitoefening toegestaan. Andere richtingen moesten hun erediensten meer verborgen houden. De katholieke kerk organiseerde hiervoor tot 1650 de ‘Hollandse missie’, waarin ongeveer 500 priesters werkten.

Standbeeld van Stalpaert te Delft
Standbeeld van Stalpaert te Delft

Stalpaert was een van hen; hij schreef een kleine duizend (!) devotionele en instructieve liederen, gekoppeld aan de zon- en feestdagen uit het kerkelijk jaar en aan de nagedachtenis van heiligen. Ze werden gepubliceerd in de bundels Gulde-Jaer […] op alle zonnen-dagen (1628) en Gulde-Iaers Feest-dagen (postuum, in 1634). De liederen werden niet gezongen tijdens de Latijnstalige eucharistievieringen, maar bij volkstalige bijeenkomsten rond bijvoorbeeld een preek of catechismuslezing.

Met hun gelukkige combinatie van grondige onderwerpskennis, melodiekeuze en dichterlijk vermogen werden de liederen een succes. Stalpaert had theologie gestudeerd en wist moeiteloos informatiemateriaal te vinden. Verder koos hij volgens het beproefde recept van de contrafactuur (een tekst op een bekende melodie) vaak melodieën die niet moeilijk waren, hoewel hij ook niet terugschrok voor ingewikkelder, polyfone composities. De kroon op het werk was zijn taalgebruik.

Symbolisch voor zijn aanpak zijn twee liederen over Sint Cecilia, de patrones van de muziek, instrumentenmakers en zangers. Deze adellijke, heimelijk christelijke, Romeinse vrouw werd omstreeks 230 gedood, samen met haar man. Volgens de legende ging daar een wonderbaarlijke verandering aan vooraf. Cecilia had tijdens het feestelijke orgelspel op haar gedwongen bruiloft stilletjes gewenst dat God haar ontmaagding zou voorkomen. Enkele uren later bleek ze volkomen behaard. Toen ze haar echtgenoot uitlegde dat haar beschermengel hiervoor gezorgd had, bekeerde hij zich. Stalpaert laat Cecilia tijdens het orgelspel ‘met stille gorgel’ (keel) tot God zingen en bespiegelt daarna de vroomheid van het echtpaar, zonder over de haargroei te reppen. De toewijding aan God staat voorop; om kritiek voor te zijn laat hij het wonder buiten beschouwing.

De stille Cecilia zong met haar hart tot God en Stalpaert moedigde de gelovigen aan nu zo voor haar te zingen. Zelf deed hij dat met ‘engelenstem’ en we weten dat de gelovigen om hem heen het ook deden, in de Delftse begijnengemeenschap waar hij de pastorale leider van was. Ze zongen ook bij zijn sterfbed, in december 1630, in de overtuiging dat God hem genade zou schenken.

Verder lezen

Charles van Leeuwen, 2001. Hemelse voorbeelden. De heiligenliederen van Joannes Stalpart van der Wiele 1579-1630.

Camerata Trajectina, Zingende zwanen. Heiligenliederen uit de Gouden Eeuw, bevat twee versies van de Cecilia-liederen: (1) & (2).

Terug naar de artikelen