Beroemder dan Anna Maria van Schurman (1607-1678) is geen vrouw in Europa geweest. Ze was zo gevierd om haar studies aan de universiteit van Utrecht, om haar geleerdheid in theologie, filosofie en filologie, om haar vroomheid en dichtkunst, om haar kennis van minstens veertien talen, om haar grammatica voor het Ethiopisch en om haar kunstwerken in miniatuur, dat duizenden mensen naar Utrecht zijn afgereisd om haar te zien en spreken. Niet alleen studenten of geleerden op hun peregrinatio academica, maar ook koningin Christina van Zweden, koningin Louise Maria de Gonzaga van Polen, koningin Henriette Maria van Engeland, prins Frederik Hendrik en zijn gemalin Amalia van Solms, politici, schrijvers en theologen uit heel Europa wilde dit ‘Wonder van haar eeuw’ zien. Anders was de reis naar Utrecht vergeefs geweest.
Geboren in Keulen, gevlucht naar het familiekasteel in Dreiborn, verhuisd naar Utrecht waar ze met haar familie op en rond het Domplein kwam te wonen, leerde ze wonder boven wonder als meisje Latijn – het toegangsticket tot de geleerde wereld- en mocht ze de opening van de Utrechtse Universiteit in 1636 met een Latijns gedicht vieren. Daarin klaagt ze over de uitsluiting van vrouwen en pleit ze voor toelating. Die kreeg ze en haar roem steeg met de jaren. Met vele vooraanstaande geleerden in Nederland en in Europa heeft ze gecorrespondeerd, ze schreef een Dissertatio over het recht van de vrouw op studie, maar mengde zich ook in actuele debatten over het levenseinde of over de betekenis van het geneesmiddel dat Jezus gebruikte om een blinde ziende te maken. Haar boek Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica (Klein werk in Hebreeuws, Latijn, Grieks, en Frans, proza en poezie) beleefde herdruk op herdruk en werd tot ver in Europa becommentarieerd. Veel boeken werden aan haar opgedragen. Haar polyglotte, kalligrafische kunstwerkjes werden verzameld. Zelfs toen ze in 1669 afstand nam van haar geleerdheid en uit Utrecht vertrok om zich aan te sluiten bij de radicale, religieuze groepering rond de charismatische Jean de Labadie bleef men haar geleerdheid bewonderen, ook al kreeg ze wel kritiek. Met deze commune trok ze door Duitsland, Denemarken naar Friesland waar ze in Wiewerd op Waltha-state in rust en vrede stierf.
Talloze verhalen doen nog steeds over haar de ronde: ze zou spinnen gegeten hebben als lekkernij – het was een experiment. Ze zou met Jean de Labadie in het geheim getrouwd zijn – maar hij koos als zestiger geen leeftijdgenoot, maar een vrouw van in de twintig. Erotische gedichten worden tot op de dag van vandaag aan haar toegeschreven – ook al staat vast dat Vincent Fabritius de auteur is, ook al had ze de belofte van kuisheid op het sterfbed van haar vader in 1623 afgelegd en was ‘haar liefde gekruisigd.’
Vaak is ze afgebeeld, door Jan Lievens, M. van Miereveld, Gerard Dou, Govert Flinck, Cornelis Jansen van Ceulen, om niet de minste schilders te noemen. Vaak maakte ze ook zelfportretten en verstuurde die lustig rond (vijf tegelijk naar de Engelse parlementariër en kunstverzamelaar Simonds d’Ewes bijvoorbeeld). Hele stambomen van haar portretten ontstonden. Zo werd haar portret uit de eeuwenlang herdrukte Jacob Cats (Trouringh) gehaald en nagevolgd; haar handtekening werd van brieven geknipt, haar bijdrage uit alba amicorum gehaald en apart ingelijst. Maar het Panpoëticon Batavum spant de kroon: ze is als onderdeel van het portrettenkabinet in bij de kruitramp van Leiden de lucht ingevlogen. Maar ze overleefde het.
Verder lezen
Pieta van Beek, 1999. Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678).
Katlijne van der Stighelen en Jeanine de Landtsheer, 2009. `Een suer-soete Maeghd voor Constantijn Huygens.’ De zeventiende eeuw 25.